325 jarig bestaan P&P-parochie

Aankondiging:

In 2025 viert de Petrus en Paulus parochie in Schaesberg 
haar 325 jarig bestaan
 
In dit nieuwe jaar vindt er een bijzonder jubileum plaats in onze parochiefederatie. De Petrus en Paulusparochie uit Schaesberg viert in 2025 namelijk haar 325 jarig bestaan. Ofschoon met de bouw van de kerk in Schaesberg al begonnen werd in 1663 was de oprichting van de parochie met de overdracht van de kerkinventaris aan de toenmalige koster-schoolmeester Jakob Douven  pas op 1 januari 1700 een feit. Hiermee werd het in 1699 gedane verzoek ‘ter oprichting van de parochie Schaesberg’ van baron Frederik Sigismund, heer van Schaesberg, door de bisschop van Roermond, Reginald Cools gehonoreerd. Op 23 december 1699 werd Philip Matthias Cortgens benoemd tot de eerste pastoor van de nieuwe parochie Schaesberg.
Vanzelfsprekend zullen we dit jaar aandacht besteden aan dit bijzondere jubileum. Voor een belangrijk deel tijdens de Monumentendagen op zaterdag 13 en zondag 14 september. Maar daarnaast ook in ’t Parochieklöksjke’ en op de website van de parochiefederatie. Kerkbestuur en stichting HEERLYCKheyt Schaesberg slaan voor deze gelegenheid de handen ineen. Verder willen we zoveel mogelijk verenigingen en organisaties uit het Schaesbergse betrekken bij de activiteiten en feestelijkheden. 
 
Wij houden u zoals gezegd graag op de hoogte van onze plannen voor de feestelijke viering van 325 jaar Petrus en Paulus parochie via parochieblad 
’t Parochieklöksjke’ en website 
www.parochiefederatie-snn.nl van onze federatie.
 
Pastoor Freek Jongen en Twan Brouns

Historische verhaal (1):
Petrus en Paulus parochie 325 jaar (1700 – 2025) / het historische verhaal (1)
 
1618 – 1800: De heren van kasteel Schaesberg bouwen een kerk en stichten een parochie
 
In het midden van de 17e eeuw had het dorp Scheydt (‘der Sjeet’), zoals Schaesberg toen nog heette, geen eigen kerk maar hoorde het samen met Nieuwenhagen bij de grote parochie Heerlen met de Pancratiuskerk aldaar als middelpunt. Naast deze kerk was er wel al een kapel in het gebied tussen Scheydt en Heerlen. Tussen 1623 en 1644 werd de Carmelkapel bij Leenhof gebouwd door baron Johan Frederik van Schaesberg. Deze ‘heer’ van het geslacht van Schaesberg woonde op het gelijknamige kasteel en liet ook de hofkapel van kasteel Benzenrade verplaatsen naar kasteel Schaesberg. Zo’n kapel was in eerste instantie bestemd voor de kasteelheer en zijn familie en voor het personeel dat op het kasteel en op de kasteelboerderij werkte. Want Johan Frederik en zijn vrouw Ferdinanda van Wachtendonck leidden een vroom leven.

Ook bestuurlijk behoorde Scheydt aanvankelijk tot Heerlen. Maar in 1618 kocht jonker Frederik, de vader van Johan Frederik, de bestuursrechten voor een klein deel van Heerlen, te weten de dorpen Scheydt en Palemig en de landgoederen die hoorden bij de boerderijen van Leenhof en de Kakert. Door problemen echter rondom de grensafbakening werd een jaar later de verkoop opnieuw geregeld en werd ook Lichtenberg toegevoegd aan het gebied. Maar jonker Frederik was al overleden in 1618 en daardoor werd baron Johan Frederik in 1619 heer van de nieuwe ‘Heerlijkheid Schaesberg’ en bestuurlijk onafhankelijk van Heerlen. Deze hele periode speelde zich af tegen de achtergrond van de 80 jarige oorlog tussen de protestantse Republiek der Nederlanden en het katholieke Spanje. Een oorlog die duurde tot 1648.

Pas in december 1661 werd er eindelijk, na jaren van onderhandelen tussen de Republiek en Spanje, een akkoord bereikt over de verdeling van het Land van Valkenburg, waartoe Heerlen en de Heerlijkheid Schaesberg behoorden. Beide dreigden in eerste instantie bij de Republiek te gaan horen, maar Johan Frederik wist door prima connecties in Brussel en geschikt onderhandelen te bereiken dat Schaesberg Spaans en dus katholiek bleef. In het voorjaar van 1663 werd het verdrag uitgevoerd. Iedereen was verheugd want er kon nu een nieuwe kerk voor de Heerlijkheid gebouwd worden. De familie van Schaesberg was sterk verbonden met de katholieke kerk getuige de grote aantallen familieleden die een bestaan in het klooster opzochten. 

Johan Frederik richtte eerst een ‘provisioneele kerck’ in een schuur van hoeve Leenhof in. Pastoor Renckens werd van Heerlen (protestants gebied) ook naar Leenhof gehaald en in de noodkerk aangesteld als pastoor. Maar tussen 1663 en 1666 liet Johan Frederick in de Heerlijkheid ook bouwen aan de ‘nieuwe’ Pancratiuskerk voor Scheydt, Palemig, Lichtenberg en het gebied van de hoeves van Leenhof en de Kakert.. Als bouwlocatie voor de kerk koos hij voor het hooggelegen uiteinde van het dorp Scheydt. Deze plaats kreeg zijn voorkeur omdat bij de kerk ook een begraafplaats diende te worden aangelegd en hij moeilijkheden vreesde bij het begraven wanneer het kerkhof op het vochtige en drassige terrein bij het kasteel zou worden gebouwd. Het schip en het koor van de kerk werden als eerste gebouwd; voor de bouw van de zijkapellen en de toren was geen gelegenheid. 
 
Bij de opening in 1666 bood de kerk plaats aan meer dan 1000 personen, veel te veel voor de Heerlijkheid die slechts enkele honderden inwoners telde. Pastoor Renckens werd nu pastoor van twee kerken (Pancratius in Heerllen en kerk van d’r Scheydt) in twee ‘landen’ en bleef ook pastoor van de hofkapel op het kasteel. Johan Frederick liet in 1670 een kapel in Palemig bouwen die werd toegewijd aan de H. Barbara. In 1671 overleed hij. In zijn testament had hij een bedrag van 1900 daalder gereserveerd voor de afbouw en het onderhoud van de kerk in Scheydt. Politieke-, financiële- en daarna erfeniskwesties vertraagden de afbouw echter. Pas in 1685 kregen deze hun beslag en in 1686 werd de volgende fase van de bouw opgepakt door de jonge en ongehuwde kleinzoon van Johan Frederik, baron Frederik Sigismund. Tussen 1672 en 1678 was de republiek in oorlog met de Franse koning Lodewijk XIV en werd de kerk in Heerlen weer hoofdkerk. Die in Schaesberg bleef ook in gebruik, maar nu als hulpkapel. Handig voor de parochianen uit Schaesberg en Nieuwenhagen, maar er mocht niet gedoopt, getrouwd of begraven worden.  
 
Baron Frederik Sigismund, opgenomen in de geestelijke stand, maar nooit priester gewijd, nam eind 17e eeuw het initiatief tot het vervolg van de bouw van de parochiekerk over van zijn grootvader. In 1686 was het eerst gewelf ingestort waarbij één gewonde viel. Dit gewelf werd pas in 1698 door een nieuw exemplaar vervangen. Van de tussenliggende jaren is er bewijs dat de kerk wel in gebruik was. De inrichting was echter vrij sober en provisorisch en ook is uit die periode (nog) geen patroonheilige van de kerk bekend. Soms wordt vermeld dat dit de H. Frederik (door de vele ‘Frederikken’ van het kasteel) was, maar uiteindelijk bleek deze enkel de beschermheilige (o.a. zichtbaar in het zegel) van de familie van Schaesberg te zijn. Later werd deze afbeelding in het gemeentewapen van Schaesberg gebruikt. Frederik Sigismund besloot als voortvarend aannemer schip en koor van de kerk uit te breiden met een toren en zijkapellen. En nam zich tevens voor Scheydt te laten verheffen tot parochie door de bisschop van Roermond.

De wat zonderlinge en in zichzelf gekeerde Frederik Sigismund bleef als laatste van de tak van de familie van Schaesberg op het kasteel wonen. In het nieuwe gewelf van de kerk in Scheydt liet hij zes sluitstenen aanbrengen, alle met het wapen van de familie van Schaesberg en de namen van zes familieleden. De kerk werd verder gepleisterd en gewit. Hoofdaltaar, zijaltaren, communiebanken en kasten werden gemaakt door timmerman Dirk Cupper uit Geilenkirchen. En in een van zijkapellen kwam een aparte ‘herenstoel’ voor de kasteelheer en zijn familie. Naast de kerk werd een pastorie gebouwd voor pastoor en kapelaan. De kerk was mogelijk klaar op 1 juli 1699 en toen deed Frederik Sigismund een voorstel tot oprichting van de parochie Schaesberg aan de bisschop van Roermond. Het geld was er; er waren kandidaten voor het ambt van pastoor, kapelaan en koster en op 15 december 1699 reageerde bisschop Cools positief op het verzoek. 

Kerk en hoofdaltaar werden toegewijd aan de ten hemel varende Christus; de beide zijaltaren aan Maria van de Berg Carmel en aan de heilige Petrus en Paulus. Deze laatsten werden ook de patroonheiligen van de parochie. Algemeen wordt aangenomen dat op 29 juni voor Petrus en Paulus werd gekozen omdat op deze datum de gedenkdag van beide heiligen plaatsvindt en precies op die dag ook de grafelijke familie van Schaesberg in de adelstand verheven werd. Op 23 december werd Philipus Matthias Cortgens benoemd tot eerste pastoor van de nieuwe parochie. Kapelaan werd op 12 maart 1701 Hendrik George Wiggermans. Hofkapelaan werd Anton Quaedvlieg die tevens de zorg over de Barbara en Carmel kapel voor zijn rekening nam. Koster-schoolmeester werd op 1 januari 1700 Jacob Douven. Hij nam toen tevens de kerkinventaris in beheer over. Deze overdracht kan beschouwd worden als het formele begin van de Petrus en Paulusparochie. De kerk is dan wel al ingezegend, maar nog niet gewijd. Dit had te maken met het formele protest, dat de ‘persona’ van Heerlen, de Franse abt Johannes Groussou had ingediend tegen de oprichting van de parochie. Dit omdat hij niet gehoord was voor de afsplitsing van een deel van zijn (Pancratius) parochie in Heerlen. 

Na 1715 begon Frederik Sigismund af en toe tekenen van krankzinnigheid te vertonen, dat zich o.a. uitte in heftig, anti-kerkelijk gedrag. Daarom werd hij onder curatele van zijn neef Johan Frederik geplaatst. Pastoor Cortgens overleed in 1716 en werd opgevolgd door pastoor Jan Jacob Xylander. Deze bleef tot 1725 in Schaesberg. Petrus Veldius werd zijn opvolger. Xylander en Veldius ruilden eigenlijk van plaats, want de laatste was eerst voorganger in Hinsbeck, nabij kasteel Krieckenbeck, de ‘hoofdzetel’ van de Schaesbergs in Duitsland. In 1733 schafte pastoor Veldius 2 nieuwe kerkklokken aan voor de Petrus en Pauluskerk. Dit ter vervanging van de drie in 1700 aangeschafte klokken die barsten vertoonden. In 1733 overleed ook Frederik Sigismund en werd conform de stichtingsakte van de parochie begraven in een ‘eigen’ grafkelder onder de P&P kerk. Deze grafsteen lag oorspronkelijk als afdekking van het graf bij de toenmalige communiebank maar werd in 1950 gerestaureerd en verplaatst naar zijn huidige plaats, rechtopstaand onder de toren. De stoffelijke resten van Sigismund worden in 1983 na zorgvuldig onderzocht en geborgen te zijn bewaard in een urn in de heringerichte grafelijke grafkelder. 
 
De periode onder pastoor Veldius was onrustig voor de jonge parochie. Twee aan de Bokkenrijders toegeschreven (pogingen tot) inbraken in kerk (1736) en pastorie (1742) veroorzaakten veel onrust. Uit de monstrans met het wapen van de familie van Schaesberg uit 1700, en nog steeds in bezit van de kerk, werd een lunula, een maanvormige houder voor de hostie afgebroken. In 1743 werd de uit Schaesberg afkomstige bokkenrijder Peter Caspar ter Coning ter dood veroordeeld. Pastoor Veldius werd in 1758 opgevolgd door de 25 jarige Frans Willem Greven. Deze pastoor stierf echter ook jong op 38 jarige leeftijd en werd in 1772 opgevolgd door de belangrijkste pastoor in Schaesberg in de 18e eeuw, pastoor Johan Arnold Daniëls uit Hoensbroek. Onder het pseudoniem S.J.P. Sleinada schreef Daniëls een voor de beeldvorming rond de bokkenrijders belangrijk boekje. Zelfs in 1974 is er nog een herdruk van dit boekje verschenen. In 1785 ging Schaesberg over naar de Republiek der Zeven Provincieën ‘met behoud van de vrije uitoefening van de eredienst’. De overdracht vond plaats op 13 juni 1786 in de pastorie waar pastoor Daniëls de eed van trouw aflegde aan de Staten Generaal.


In 1784 was er sprake van ‘eene merckelijke hooghst noodsaekelijke reparatie’ aan de kerk. Voor de werkzaamheden leek zelfs een financiële bijdrage van de (protestantse) overheid nodig. Uit de vrij dramatische beschrijving om de bijdrage te kunnen verwerven lijkt het zelfs dat de kerk geheel of gedeeltelijk dreigde in te storten. Met de werkzaamheden werd uiteindelijk pas in 1791 gestart en hiervoor ontving de gemeente Schaesberg een bijdrage van 4500 gulden van de Staten Generaal. Metselwerk, nieuw dak, maar ook een torenuurwerk (horlogium) werden ervan betaald. In 1795 kwam Zuid Limburg onder Frans bestuur, werd Schaesberg onderdeel van het departement Nedermaas en kwam er een burgerlijke stand naast de kerkelijke registratie van doop, huwelijk en begrafenis en werden de sluitstenen met de grafelijke wapens in het kerkdak witgekalkt. Alle priesters moesten een eed van trouw afleggen en doordat Daniëls (zei het met enige tegenzin) dat uiteindelijk wel deed, maar kapelaan Martin Pluymakers van de Pancratiusparochie van Heerlen niet, kwamen de verhoudingen binnen de parochies op scherp te liggen. Daniëls overleed op 4 april 1799. Schaesberg heeft dan ongeveer 920 inwoners, verdeeld over Scheydt, Palemig, Lichtenberg en de grote boerderijen in het gebied.

Historische verhaal (2): (in voorbereiding)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *